Antimonmine - Verlaten mijn
Te midden van het rustige landschap onthult het geologische tapijt van Goesdorf overblijfselen van schachten en galerijen, waardoor de erfenis van dit "gieterijdorp" bewaard is gebleven.
Genesteld in het rustige landschap van Goesdorf ontvouwt zich de geschiedenis van de antimoonmijnbouw, een verhaal dat zich uitstrekt van oude beschavingen tot de industriële kracht van de 19e eeuw. Antimoon, een kneedbaar metaal dat bij de Egyptenaren bekend was voor cosmetische doeleinden, vond later een toepassing in de boekdrukkunst, waar het de kwaliteit van lood- en tintzetwerk verbeterde.
Goesdorf, dat oorspronkelijk "Gießdorf" heette, wat "gieterijdorp" betekent, was ooit een industrieel centrum dat bekend stond om zijn antimoonafzettingen. Sporen van mijnbouw, die teruggaan tot de Romeinse tijd, werden tastbaarder met de eerste concessie die in 1354 werd verleend. In 1935 verstevigde de ontdekking van een kolossaal antimoonblok van 52 kilogram de plaats van Goesdorf in de mijnbouwgeschiedenis. De mijn sloot zijn deuren echter voorgoed in 1938.
Ondanks de afwezigheid van zichtbare overblijfselen van de mijn verbergt het landschap het eens zo levendige economische hart van het dorp. De mijnbouw, een labyrint van schachten en galerijen, heeft het terrein gevormd.
De geologische fijne kneepjes van de ertsader worden onthuld, met een metalen plaat die de oriëntatie symboliseert. De antimoonmijn van Goesdorf kende twee belangrijke exploitatieperioden. De eerste fase, bekend als de "Mine des Anciens", groef in galerijen en drie schachten en bereikte een diepte van 26 meter. De volgende fase omvatte een 72 meter diepe hellende schacht en een uitgebreid gangennetwerk van in totaal meer dan 800 meter.
Vanaf het mijnterrein is er een klim van 70 meter door het bos naar de open plek, die de totale hoogte van de hoofdschacht van de mijn weerspiegelt. Een galerij die zich 260 meter onder de grond uitstrekte diende als afvoergalerij om water af te voeren, materiaal te transporteren en afval te beheren. De gevaarlijke staat van deze galerij maakt hem ontoegankelijk, maar hij herbergt een in een rots uitgehouwen nis, mogelijk bedoeld voor het standbeeld van St. Barbara, de beschermheilige van de mijnwerkers.